Visie
Visie
Bijna alle
kinderen gaan tot hun 12e jaar naar de basisschool. Vaak in hun
eigen buurt. Ongeacht wat voor beroep een kind later gaat uitoefenen, naar de
basisschool gaan ze samen. Kinderen met
(meervoudige) beperkingen hebben recht op ontwikkeling en goede zorg op maat. Het is niet
goed dat daarvoor de groep kinderen met (meervoudige) beperkingen een
uitzondering wordt gemaakt.
Van
volwassenen wordt verwacht dat hij/zij "normaal” omgaat met mensen die
gedurende de hele kindertijd van hen gescheiden zijn gehouden. Dat lukt daarom
meestal ook niet. Door kinderen
met en zonder beperkingen dagelijks bij elkaar te laten zijn, zal de
"vervreemding” minder worden.
Samen waar het kan, apart waar rust nodig is.
In onze samenleving telt iedereen mee!
- Kinderen met een ernstig meervoudige beperking
(EMB) kunnen profiteren van andere kinderen van een basisschool. Extra
handen die kunnen helpen, extra stemmen die kunnen zingen en voorlezen.
Kinderen met EMB kunnen door hun beperkingen meestal weinig in gang
zetten. Meebeleven van activiteiten en sfeer kunnen ze meestal echter
uitstekend! De ervaringen die inmiddels zijn opgedaan met contacten tussen
kinderen met en zonder EMB, laten zien dat de kinderen met EMB alerter
worden. Die alertheid is een voorwaarde voor welke ontwikkeling dan ook.
- Kinderen zonder EMB realiseren zich dat er
kinderen zijn die heel anders zijn dan zij, maar wel gewoon erbij horen.
En dat de kinderen diezelfde basisbehoeften hebben als zij.
- Ouders van kinderen met EMB zullen met hun kind
in de eigen omgeving minder "nagestaard” worden als hun kind ook in die
omgeving naar school gaat. Dit is een niet te onderschatten effect van
deze werkwijze.
- Ouders hebben beter contact met de groepsleiding en meer de mogelijkheid andere ouders te ontmoeten.
Ouders zouden hun kinderen met en zonder EMB naar dezelfde
school in de buurt van hun woning moeten kunnen laten gaan. En niet erg ver
laten rijden, of dat ze genoodzaakt zijn te verhuizen. De praktijk is echter
anders.
Duidelijk is dat zorgorganisaties dit tot nu toe niet doen, op
een enkele uitzondering na. Ook scholen nemen hiertoe het initiatief niet. Als
er gedacht wordt aan kinderen met een beperking, dan gaat het meestal niet om
de groep kinderen met EMB. Dat is ook niet zo raar omdat deze kinderen vaak een ontheffing
van de leerplicht hebben gekregen. Alleen daardoor krijgen ze namelijk toegang
tot de volledige dagbesteding. Er is dus sprake van een vicieuze cirkel die
niet juist is.
Een ongewenst effect kan zijn dat men bij termen als "ontheffing
van de leerplicht” en "dagbesteding” direct minder verwacht wordt van
ontwikkelingsstimulatie. En dat er daarom vervolgens minder hieraan gedaan
wordt.
Het stellen van te hoge eisen aan ontwikkelingsstimulatie kan
bij deze kinderen inderdaad leiden tot overprikkeling en frustratie. Maar het
stellen van te lage eisen aan ontwikkelingsstimulatie leidt tot het niet
benutten van de mogelijkheden die het kind wel in zich heeft. Dit laatste komt
helaas veel vaker voor dan het eerste.
Uiteraard zijn zowel te
hoge als te lage eisen ongewenst en het is zoeken naar een
ontwikkelingsstimulatie op maat van het kind. Bijna alle zorgaanbieders spreken
hiervan. De praktijk is echter dat er aan veel voorwaarden voldaan moet worden
en dat dit lang niet altijd lukt. De belangrijkste voorwaarde is individuele
tijd voor activiteiten met elk kind, terwijl de "zorg” al een groot deel van de
dag in beslag neemt.